Van ja-knikker naar nee-zegger

10-12-2020

Veel werknemers vinden het lastig om ‘nee' te zeggen op verzoeken en vragen van collega’s. Vaak gebruiken ze liever 'zachtere' woorden die voor henzelf aangeven dat ze ergens geen tijd voor hebben. Voor een collega is dat soms niet duidelijk. Door de juiste bewoordingen te kiezen, grenzen te stellen en te oefenen, krijgt u ‘nee’ zeggen snel onder de knie.

Leer ‘nee’ verkopen

‘Ja’ zeggen zit eenmaal in ons DNA. In de prehistorie moesten mensen elkaar helpen om sociale uitsluiting te voorkomen en te overleven. De moderne werkvloer is echter geen prehistorische gemeenschap. Ook al vindt u het fijn om een ander te helpen, u zult uw collega’s af en toe toch echt ‘nee’ moeten verkopen. De volgende tips helpen u op weg.

Kies de juiste woorden

Het is belangrijk om de juiste woorden te gebruiken. Vaak is het gebruik van 'zachtere' woorden voor een ander niet duidelijk en ziet diegene er voldoende opening in om die extra werkzaamheden toch bij u neer te leggen. Het is beter om gewoon 'nee' te zeggen. Vermijd zinnen zoals: ‘Ik moet eigenlijk...’, ‘Misschien...’, ‘Ja, maar...’ en ‘Ik zal er eens naar kijken’. U wilt natuurlijk ook geen onmacht en onwil uitstralen. In plaats van zinnen als ‘Nee, dat doe ik niet’ of ‘Nee, dat is niet mijn taak’ kunt u beter woorden gebruiken die daad- en wilskracht tonen én die vriendelijker overkomen. Zeg bijvoorbeeld ‘Nee, ik kan niet’ of ‘Nee, dat gaat me niet lukken’.

Oefening baart kunst

‘Nee’ zeggen kunt u oefenen. Bepaal vooraf dat u op een volgend verzoek ‘Nee’ antwoordt; zo traint u zich mentaal. Breng het vervolgens in praktijk. Onthoud hierbij: u zegt ‘nee’ tegen een klus, niet tegen uw collega. Bepaal ook wanneer uw ‘nee’ wel een ‘ja’ wordt. Spreek bijvoorbeeld met uzelf af pas in te gaan op een verzoek nadat u bepaalde taken heeft afgerond en houd u daar ook aan. Dat biedt duidelijkheid, zowel voor uw collega’s als voor uzelf, en het straalt betrouwbaarheid uit. De thuissituatie leent zich overigens goed voor deze oefening.