Verplichte vergoeding voor oneigenlijk gebruik concurrentiebeding

31-10-2019

Door de krapte op de arbeidsmarkt zetten werkgevers steeds vaker het concurrentiebeding in als middel om personeel te behouden. Toch is het concurrentiebeding hier niet voor bedoeld. Steeds vaker rijst de vraag of werkgevers voor dit ‘oneigenlijk gebruik’ geen verplichte vergoeding moeten betalen.

Compenserende vergoeding bij dwarsbomen van vertrek

Het concurrentiebeding moet de werkgever beschermen tegen de gevolgen van een werknemer die overstapt naar een concurrent, met al zijn ervaringen binnen en kennis van de organisatie die hij verlaat. De contractbepaling zorgt er dus voor dat de werknemer niet zomaar ergens anders concurrerende activiteiten kan verrichten. Toch zien juristen van dienstverleners DAS en Stichting Achmea Rechtsbijstand steeds vaker conflicten waarin werkgevers het beding ‘oneigenlijk’ gebruiken voor personeelsbehoud. Een groot deel van deze arbeidsconflicten komt niet voor de rechter, omdat de werkgever en werknemer schikken. Volgens enkele arbeidsjuristen zou een werkgever een verplichte vergoeding moeten betalen als hij zijn werknemer aan het concurrentiebeding wil houden. Zo’n compenserende vergoeding is in de meeste andere Europese landen al verplicht. De werknemer mag echter niet ernstig verwijtbaar of nalatig hebben gehandeld vóór de contractbeëindiging. Op deze manier voorkomt de wetgever dat werkgevers met het concurrentiebeding het vertrek van werknemers dwarsbomen.

Werknemers kunnen nu al een vergoeding krijgen

Het is onder de huidige regels al mogelijk voor een rechter om de werkgever te verplichten een compensatie te betalen als een concurrentiebeding een werknemer te veel belemmert in zijn vrije arbeidskeuze. Ook voor deze vergoeding geldt al dat een werkgever niets hoeft te betalen als de arbeidsovereenkomst is geëindigd, of niet is voortgezet vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De hoogte van die vergoeding staat niet vast en hangt af van de omstandigheden. Zo oordeelde Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2018 dat een werkgever een vergoeding van € 450 bruto per maand aan een werknemer moest betalen voor de duur van de belemmering. In dit geval was dat over een periode van bijna zes maanden.