Focus op duurzame inzetbaarheid niet alleen bedoeld voor hoogopgeleiden

19-10-2018

Duurzame inzetbaarheid vraagt om een actieve rol van de werknemer. Hij moet het roer in handen nemen, keuzes maken in zijn loopbaan en daarvoor zijn kennis of gedrag bijschaven. Maar dit laatste gaat niet elke werknemer makkelijk af. Laagopgeleide werknemers hebben over het algemeen minder vertrouwen in het feit dat zij hun gedrag of leefstijl op een succesvolle manier kunnen aanpassen. Daarmee vormen ze een kwetsbare groep als het gaat om duurzame inzetbaarheid. Dit vraagt om een andere aanpak van de werkgever.

Werknemer gemotiveerd houden

De werkgever kan de mate van zelfvertrouwen beïnvloeden door de werknemer positieve ervaringen te laten opdoen met ander werk of door zijn taken meer af te wisselen. Op die manier krijgt de laagopgeleide werknemer meer vertrouwen in zijn eigen arbeidsmobiliteit. Dit hoeft niet geen grote investering te zijn. Sterker nog, de keuze voor een korte cursus die aansluit op de kennis en ervaring van de werknemer heeft de voorkeur boven een langdurende opleiding. Op die manier blijft de werknemer gemotiveerd. Dit is ook het geval als er in de cursus veel aandacht is voor praktijkcases, werkplektrainingen en meer informele vormen van leren zoals het meelopen met een collega of functieroulatie.

Ontwikkelingsmogelijkheden door scholing

Wat ook motiveert, is inzichtelijk maken hoe scholing kan bijdragen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de werknemer binnen de organisatie en eventueel een beter salaris. De werkgever kan hier aandacht aan besteden tijdens functionerings- en beoordelingsgesprekken en daarin ook het belang benadrukken van duurzame inzetbaarheid. Met het zetten van kleine stappen en het voorkomen van negatieve ervaringen kunnen laagopgeleiden – maar dit geldt misschien wel voor alle werknemers – heel goed in beweging komen en aan het roer staan van hun eigen ontwikkeling.